Hoofdstuk 22 van de Laozi

Chinese tekst

quánwǎngzhèng
yíngxīn
shǎoduōhuò
shìshèngrénbàowéitiānxiàshì
xiànmíng
shìzhāng
yǒugōng
jīncháng
wéizhēngtiānxiànéngzhīzhēng
zhīsuǒwèi“曲quán
chéngquánérguīzhī

Vertaling

Wat onvolledig is, wordt heel.
Wat krom is, wordt recht.
Wat hol is, wordt vol.
Wat versleten is, wordt nieuw.
Met weinig (verlangen) verkrijgt men de Dao; met veel (verlangen) dwaalt men af.
Daarom omarmt de Wijze de Eenheid (de Dao) en is hij het voorbeeld voor de wereld.
Hij toont zich niet, daarom straalt hij.
Hij rechtvaardigt zich niet, daarom schittert hij.
Hij roemt zich niet, daarom heeft hij verdienste.
Hij verheft zich niet, daarom is hij superieur.
Hij strijdt niet, daarom is er niemand in het rijk die met hem kan strijden.
Het oude axioma: "Wat onvolledig is, wordt heel" – was dit een loze uitspraak?
Wanneer de mens werkelijk volmaakt is geworden, (komt de wereld) zich aan hem onderwerpen.

Notities

De eerste zes zinnen (tot "daarom") zijn allemaal uitdrukkingen ontleend aan de ouderen.

Volgens E heeft het woord (volks: "krom") hier de betekenis van quē, "waaraan iets ontbreekt om heel te zijn", bijvoorbeeld de maan die nog niet vol is. Deze uitdrukking en de volgende moeten figuurlijk worden opgenomen. (Vgl. hfst. XLI, XLV). E: De eerste zes zinnen worden later uitgelegd door 老子 Lǎozǐ, wanneer hij zegt: Hij omarmt de Eenheid en is het voorbeeld voor de wereld; hij toont zich niet, daarom straalt hij, enz.

Bijvoorbeeld de regenworm, 蚯蚓 qiūyǐn, die zich krommend en strekkend voortbeweegt.

Wanneer de aarde laag en hol is, hoopt het water zich daar op. Deze zin betekent (E) dat wie zich vernederd, spoedig verheven zal worden (lett. "een toename ontvangt").

Dat wil zeggen, wie de duisternis zoekt, straalt dagelijks helderder.

少则得 shǎo zé dé, dat wil zeggen: Hij maakt er een wet van om naar de samenvatting (het essentiële) te zoeken. 多则惑 duō zé huò, dat wil zeggen: Wie veel kennis heeft, bezit weinig belangrijke dingen.

Met guǎ "weinige dingen" en duō "vele dingen" bedoelt C rijkdom of kennis die men verwerft door studie. In de beoefening van de Dao, zegt hij, heeft men niet veel verlangen, omdat een grote hoeveelheid dingen verwarring veroorzaakt. Als je veel rijkdom hebt, verblindt het je; als je veel kennis hebt verwerft, gooit de overdaad aan kennis je in blindheid.

De Wijze vergeet de voorzichtigheid, verwerpt de studie en richt zijn hart op één ding; daarom bereikt hij de Dao. Daarom zegt de auteur: "Met weinig verlangen verkrijgt men (de Dao); hun grote aantal doet ons dwalen."

De mensen van deze tijd willen veel dingen kennen en zien, maar ze verwijderen zich alleen maar van de Dao. Daarom zegt de auteur: "Het grote aantal (dingen of verlangen) doet ons dwalen."

Hij identificeert zich met de Dao en wenst dan dat alle mensen zijn voorbeeld volgen.

Hij roemt zich niet en toont zich niet.

Hij heeft verdienste en is niet trots, daarom schrijft de wereld hem de verdienste van grote dingen toe.

Hij staat boven de mensen en misbruikt zijn voornaamste positie niet.

Hij vernederd zich (letterlijk: "buigt") om de adviezen van anderen te volgen.

Wij twisten omdat wij het "ik" (Duits: das Ich) hebben, dat wil zeggen onze individualiteit. De Wijze twist niet, omdat hij bevrijd is van het "ik". De mooiste deugd is bevrijd zijn van het "ik"; en wie in het rijk kan dan met ons twisten of strijden?

Aliter B: De mensen verheugen zich van harte en onderwerpen zich oprecht aan hem. Aan de Wijze moet de verdienste worden toegeschreven ( guī).

Aliter C: Zij keren terug ( guī) naar hun oorspronkelijke eenvoud.